“Beeld je in dat je aankomt in een land waar je niemand kent.” Raf praat met zijn vader. Voor het eerst stelt hij de zo voor de hand liggende vragen. Wanneer en hoe is Francis naar hier gekomen? Waarom in godsnaam België? Hoe heeft hij die eerste jaren hier beleefd? Raf zoekt ook oude vrienden van zijn vader op. Maar wat zijn hun herinneringen waard? Hoe komt het dat zelfs zij het fijne van zijn vaders migratieverhaal niet kennen? En klopt ons beeld van de migrant als gelukzoeker wel?