Maartje’s moeder komt aan in Suriname en begrijpt weinig van het verdriet over het slavernijverleden.
Toch gaat ze met Maartje, Peggy en haar tante en oudoom mee naar Tout Lui Faut. Op een vroege, warme woensdagmorgen gaan ze op pad: drie generaties nazaten van tot slaafgemaakten en twee generaties nazaten van een slaveneigenaar. Wat zou er over zijn van de plantage?
Als Peggy en tante Diana aan de Surinamerivier een plengoffer aan hun voorouders willen brengen, is de vraag: passen deze twee werelden wel samen op één plek?